Welkom
Is het beter te schrijven dan niet te schrijven? Sinds een paar jaar schrijf ik soms een gedicht. Deze web-bundel biedt u een selectie.
Of mijn gedichten enige kwaliteit hebben weet ik niet, maar ik vind ze goed genoeg om op het web te plaatsen. Daar is één lezer die er plezier aan beleeft voldoende.
Vanaf uw desktop vindt u de gedichten door op een foto rondom mijn naam te klikken. Elke foto heeft een eigen menu waar u uit kiezen kunt. Een klik op mijn naam brengt u terug naar dit scherm. Op uw mobile zult u vooral gebruik maken van de vorige ('<<') en de volgende ('>>') knop, of van de inhoudsopgave die daar onderaan de pagina te vinden is.
Het gedicht nieuw wit heeft in een folder gestaan van stichting De Overveen. De overige gedichten zijn niet in een tijdschrift gepubliceerd.
Zo u met mij wilt delen wat u van de gedichten vindt: jaap<at>vddoes.net .
Jaap van der Does
kringloop
boom ben ik
en kaal
kaal als het brood
dat op mij
op mijn sappen aast
bladeren
mijn blad,
ontlast bruin of
ritselend goud
je loopt er en leest
vluchtig, licht
om weer te vergeten
zie
pluimzachte belagers
ontneem ik jou
je kruin toont het
4 mei
twee minuten
hier keert het land
waar jij gevochten hebt
met beulen
voor je
in
geen seconde
waar
vogels
en jouw brief
te klein voor een zegel
hoor je?
de klok luidt, maar het duin
wil niet verstuiven
4 mei
Brief
Als ik dood ben, laat
mij dood zijn.
Omarm dan elke herinnering,
elke pijn, tot zij opgaat
uit jouw wezen.
Of wees als ik:
voorbij de gedachten…
Gun elk zijn tijd.
En ach, liefste,
vergeet toch deze regels.
4 mei
nieuw wit
waar je viel lig je
wondloos
zonder
woorden
jij, die mij niet verwekken kon
geen heerser duldde je
geen heerser duldde jou
maar al dwong macht
jou weerloos, het zand schuurt
alles wit, verankert
zo een liefde
en, weet je?,
troost zoekt elke keten,
in dit bewogen duin
waar geen schot mag klinken
12 februari 2001
stil stille wereld
de haan kraait in gedachten
zwaar van kleur beweegt zijn staart
mijn vader opgebaard
voorbij de nachten
in die boom – hoog, onhoorbaar –
een merel
deze rust
dit diepe rusten
waar
mijn weerloosheid ontstaat
zij was bij m’n stille vader
en nu nu is
gaandeweg is in ieder
ieder ogenblik is stil
dit rauwe missen
soms gekust
5 mei 2004
mijn vader was uw beste vriend
of meer, in de lente
als jong groen de doden herdenkt
dan schroeiden zich zijn lippen
een kus op uw wond,
decennia diep
in de schaduw van een kogel
leert Christiaan
beste
vriend
zijn Johannes kennen
gedoopt tot troost was hij
of meer,
wit
bloemblad
dat de nacht ons schenkt
Een leven
En zij fluistert
in haar tegenwind:
'God, vergeef mij dit
onbewust bestaan,
maar als het mogelijk is maak
mij drager van Uw licht
en vol mededogen.'
En zij luistert naar het onweer
in haar mond, en wie haar luwte zocht
doopt van haar zicht
de regen.
En zij zocht, wand voor wond,
tot haar laatste cel
vermist
werd opgegeven.
op reis
vanmiddag
gedempt door regenwolken
schreeuwt in de stille bergen van Noord-Portugal
een brommer om aandacht
later
in het donker van de slaapzaal
zie ook ik mijn moeder:
onder het viaduct bij het verpleeghuis
oefent zij
wonderbaarlijk
genezen
op haar fiets
even was alles als
flarden mist in de ochtendzon
thuis
dit uur,
geschaafd uur
voorbij de laatste halm
gekrookt
doch niet verbroken
laat nu
al
is het even
van aangezicht tot aangezicht
genadig
nu is geen pleister
voor mijn nog gave knieën
noch
troost
voor wat ongehoord ik
denk
ach, even
van
uur tot uur U,
waarin zachtjes swingt
haar overvol gemoed
nederig
traag ademen in
koude mist of de wind
in een tropische whirlpool
dit en dit
tot hemels blauwschimmel
mijn huid in bloei zet
een slok merlot,
Franciscan Oakville Estate,
haast ongemerkt uit mijn mond
gelekt in water
van een warm zwambad
ook dit
tot de bloei
van mijn huid
tot de as van het pak
vergeten hoe goed
het mij paste
tot de lucht
of hard gras als laatste
laken
pelgrims
blauw,
hemellijnen
in mijn huid
jouw
talen in stil water
stap voor stap,
kloven ontbreken,
door vingertoppenlucht
aan de oever raken
en het grind
gekruld
zonlicht
na die afslag goud?
Casa di David
naast fietsen op het dak
Nina zien
zij leeft nog
heeft haar lever nog
bij Zilli & Zilli,
Italiaan aan de Oudegracht
"My man is gone now"
maar ik, zwak nazaat van David,
bij machte slechts te kijken
blijven?
bij Casa di David,
Italiaan aan de Oudegracht?
waar de blanke spiegel voor mij
niet oordeelt
niets zegt, maar soms
dit wak toont
van onbeslagen ten ijs te komen?
in de gracht van feestvuur
ontvluchten
kuikens
(anas
plathyrhynchos)
mijn
eendenborst
van Casa di David
Italiaan aan de Oudegracht
& Nina Nina
jouw zwerver zijn
l'air céleste
elk mens is uniek:
maar jij
in jouw goudleren jack
jij streelt
die ene waaier van klank
uiterst solo
argeloos blaas je
de klinkklare zon
in zo'n lucht
waar zwaluwen op
muggenjacht
pijlsnel de weg
wijzen.
ooit was alles
in alles als
altijd, maar
wat zo vertrouwd is verwond
mijn huis, maakt niets van nu
als ooit
adieu,
ondermaanse kruizen
en mollen
niet stranden
jij bent mijn eiland
in een zee van mensen
en je lach
legt volmaakte schelpen
op het strand
golven in mijn oorvlies
openen tenten,
maagdelijk als een tong na het vasten
hier ben jij
waar verheven taal jouw hemel
kust
jouw o zo geheime mond
waar zand voeten streelt
en water ook jouw tegenvoeten
vlei er je hoofd op gave kokkels
of slaap
tot het kussen van de branding
jouw zachte ogen wekt
metten
het begint
mistig en glad
helle aureolen lichten op
gaan voorzichtig op
in st. Volvius' processie
rond nul de stilte sturen,
telkens opgewekt
tot luidspreker ons nieuws brengt
hoe te stoppen,
dit moment
van verfijnde mobiliteit?
beslagen ruiten ontnemen het zicht
op uw heiligheid
zelfs in het begin,
als alles mistig
glad
Val Sinestra
hese kinderstemmen uit mijn sax
in dit thuis voor dertien dagen,
of wandelen boven het stuwmeer
waar een beetje kerk zwemt
schoven, tipi's:
in een Van Gogh springen krekels
een bruggenweb
verlaten
slakkenhuisjes als pijlers
waarom schikt die alp zich
voor een foto? straks verlicht
zijn duister misdaad en straf
toch geen vuiltje aan de lucht
in dit oord voor alledaagse ademnood
zelfs die donderende beek blijft bij mij:
oorsuis in de rest van het jaar
Ramses
Een kind haast dat vol talent
de wereld omarmt;
moeder wijnstok vindt hij er
die wellustig vrijt met vadertje nederwiet.
Ooit zong dit kind, vocht, huilde, bad,
ging door tot alles zwart was,
maar een zwart
(laat me)
waaruit soms een mateloos licht ontsnapt.
Toegepaste ethiek, anno 1903
Op zijn sterfbed wist hij:
één goede daad in heel zijn leven.
Die stier
en het kind toen, op tijd weggerukt!
Het bleef hem verbazen:
net van der Kindergarten
verlegde kleine Adolf
al spelend zijn grenzen.
zeer vrij naar Hussem
zet het zwart
van de olie
tegen het
blauw van die
boerka veeg er
het zout der
aarde in en het
bloed spat op
voor B.S.
dit
dit kan
dit kan ook
stik!
dit kan ook ik
In gesprek
"Degene die
de dia kiekt
is niet
degene die
de dia kijkt."
"Leven telt leven,
een wereld van verschil?"
nee de ene
vluchtige herinnering,
zo omspoelt mijn visser het panta
rhei waar modder
tast in modder
ogenschrijn
verloren glans
jij
weerspiegeld heelal
kom, verlicht mijn longen
want zo komt voor
wat verborgen is
en bid
ingelijfd
toen wij
met vlammend zwaard
het paradijs uit gedreven
toen wij
lucifer licht
de hemel opgeblazen
met huid en haar
kwam toen een ziel aanwaaien
om
keer op keer
dat diepverborgen eeuwig thuis
ons toe te fluisteren
arm lijf
met je tere stroom
je bespatte borsten
die helse pijn
in jouw hartslag al het wit
te
vinden
te vinden
voor alles is opgelost
dit vlies
van wachten en verlangen
naadloos stremt het elk gebaar
flexibele
cel
niet
te doorbreken
stap voor stap mijn gevangenis,
soms wit vlies
van stil wit en nu
doelloos leeg gebaar
volledig
huid
in
een heikel moment
ik zit zit hier
eindeloos
slechts dit
dit in zichzelf besloten wonder
aarde, hemel
in alles één
en dit
dit stromend wezen
ben ik
tastend in eeuwigheid
mijn lege hand
zie het licht
al wat er ligt
geef ik jou
ja zo te leven
leeg en licht
ik
ik adem
het ademt mij
ademt in
ademt uit
adem
vrede van binnen
vrede buiten
er is geen buiten
er is geen binnen
wel vrede